1. De mot van de Woodies met de Steiners

Print Friendly, PDF & Email

Een halve eeuw na Watergate is de onderzoeksjournalistiek beter en scherper geworden, maar waarom worden die verhalen vaak nog zo allerbelabberd opgeschreven? In de Woodstein Controverse demonteert Henk Blanken een verhaal van de beste onderzoeksjournalist van Nederland, Joep Dohmen.

Woodstein!’ schalt de stem van Ben Bradlee over de redactie van The Washington Post als hij de twee jonge verslaggevers die de president van de Verenigde Staten ten val zullen brengen, naar zijn kamer roept. ‘Hebben we het nou?’, wil de hoofdredacteur weten. Hebben die twee gasten dat verhaal nu eindelijk hard?

Bradlee heeft de reputatie een aarzelende scepticus te zijn. Een jaar eerder miste zijn krant de primeur van de ‘Pentagon Papers’ – die was voor The New York Times. Toch zal Bradlee het ruim een kwarteeuw uithouden bij The Post, en dat zal met een bijna verdubbelde oplage ten dele te danken zijn aan Woodward en Bernstein.

‘Kunnen we het bewijzen?’ wil Ben Bradlee weten. Hij is niet snel tevreden. In de necrologie die The Washington Post zal afdrukken bij zijn overlijden in 2014, op 93-jarige leeftijd aan alzheimer, zal Bob Woodward zich de woorden van Bradlee herinneren die hij in de jaren van Watergate het meest verafschuwde. ‘Je hebt het nog niet, knul.’

Bradlee tegen Woodward: ‘Je hebt het nog niet, knul
Uiteindelijk had Woodward ‘het’ wel. Dankzij hem en Carl Bernstein kunnen we de moderne onderzoeksjournalistiek laten beginnen op 17 juni 1972, in een kantorengebouw aan de oever van de Potomac-rivier, in Washington DC. Die nacht worden vijf mannen aangehouden bij een knullige inbraak in een kantoor van de Democratische Partij.

Wanneer Bob Woodward de volgende ochtend van zijn chef op de stadsredactie de opdracht krijgt zich in de zonderlinge inbraak in het Watergate-gebouw te verdiepen, en dankzij een alerte politieverslaggever ontdekt dat de vijf inbrekers banden hebben met de Republikeinse partij, is de teerling geworpen.

Woodward en Bernstein onthullen hoe de republikeinen met illegale middelen de presidentsverkiezingen van 1972 wilden beïnvloeden. Hun scoops leiden uiteindelijk tot het aftreden van president Nixon.

Het boek dat ze over Watergate schreven, zal talloze jonge journalisten inspireren – ook mij. Zonder All the President’s Men was ik geen journalist geworden.

Vijftig jaar later droomt elke rookie nog van z’n eigen deep throat. Weinig leek immers zo mooi als een afspraak in een duistere parkeergarage, al zag ik mij toch vooral de kopijvellen van ‘mijn Woodward’ uit het bakje van de eindredactie grissen, om het verhaal nog even ‘door de machine te halen’.

Bijna iedere jonge journalist wilde Woodward worden.

Ik niet. Ik wilde Bernstein zijn.

De man van de feiten tegenover de man met de pen
Tot op de dag van vandaag kun je in de twee Watergate-verslaggevers – die nu beiden tegen de tachtig lopen en nog altijd actief zijn – de controverse volgen die onderzoeksjournalisten al verdeelt sinds Woodward en Bernstein voor het eerst mot hadden – de man van de feiten tegenover de man met de pen.

Ze staan lijnrecht en onverzoenlijk tegenover elkaar, de ‘Woodies’ en de ‘Steiners’. Wie van de twee was het belangrijkst? Wat gaf de doorslag, het netwerk van Woodward of de pen van de streetwise Bernstein?

Die discussie woedt in de journalistiek sinds Watergate onverminderd, ook al lees je er zelden over. Hoe komt dat? Sparen we elkaar waar we een Kamerlid te kijk zetten, ook als nog geen rechter hem schuldig bevonden heeft?

Hebben de lezers toch minder met de dilemma’s van het vak dan journalisten vaak denken? Of durven de verslaggevers die als weinig anderen de feiten toegewijd zijn, elkaar de waarheid niet te zeggen?

Geverifieerd door MonsterInsights