De onderzoeksjournalistiek in dit land is beter dan ooit, maar de verhalen zijn zo vaak onleesbaar beroerd geschreven. Waarom vertelt in die hoek niemand eens een goed verhaal? Omdat ‘vertellen’ taboe is? Vandaag deel 2 en 3 van De Woodstein Controverse
Met vier Tegels, waarvan hij de eerste al in 1993 won toen die belangrijkste persprijs nog Prijs voor de Dagbladjournalistiek heette, twee Loepen van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ), en een uitverkiezing tot Journalist van het Jaar, is Joep Dohmen de meest gelauwerde journalist van Nederland. Het goudhaantje van NRC.Het is hem van harte gegund. Dankzij een ijver die niet van deze tijd lijkt en schokkende onthullingen als die over seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk (samen met Robert Chesal van de Wereldomroep), wordt Dohmen gezien als de beste schrijvende onderzoeksjournalist in Nederland en Vlaanderen – ook door mij.
Gewone stervelingen halen één keer in hun loopbaan het ereschavot. En je bent waarachtig een hele meneer of mevrouw als je twee maal met een Tegel mocht weglopen. Of met anderhalve Tegel – wat misschien een acceptabele omrekening is voor een Tegel en een Gouden Pennetje, tot 2006 de prijs voor jong talent, die nu ook is ingelijfd bij de Tegels.
Die anderhalve Tegel viel mij ten deel. En ja, daar ben ik niet weinig fier op.
Dit jaar huldigt de VVOJ Joep Dohmen met een oeuvreprijs. Sommigen zullen het ongepast vinden, ‘want misschien verpest je z’n feestje’, maar volgens mij is er geen beter moment om een verhaal van Dohmen te ‘demonteren’ – woord voor woord en zin voor zin kritisch te ontrafelen. We doen dat gek genoeg hoogst zelden. Terwijl er toch van alles te leren valt – vooral hoe het niet moet.
Al jaren beweer ik dat onderzoeksjournalisten vaak onleesbare stukken produceren. Hoe dat komt? Niet omdat ze te weinig weten. Vaker weten ze juist te veel. Ze verzuipen in hun dossiers, maar liever dan een keuze te maken (Waar gaat dit eigenlijk verhaal over?), beginnen ze nóg een WOB-procedure voor nóg een verhaallijn.
Onderzoeksjournalisten worden ìn Nederland niet of nauwelijks gecoacht. Het is geen usance dat een collega bij het schrijven met een frisse blik suggesties doet over de opbouw – waarmee begin je, wat is je laatste zin, hoe kom je daar, en niet het minste pijnpunt, wat laat je weg?
Op de conferentie over verhalende journalistiek in Amsterdam, het jaarlijkse feestje van de ‘Steiners’, demonteerde ik in 2018 een scoop van Eric Smit en Kim van Keken op Follow The Money. Het verhaal ging over een oud-VVD-voorzitter die de leden van een crematoriumvereniging voor tientallen miljoenen euro’s had benadeeld.
Smit en Van Keken waren vanwege die primeur door het vakblad Villamedia uitgeroepen tot Journalist van het Jaar. Ook wonnen ze de Anne Vondelingprijs – wat mij het alibi gaf zonder pardon live te laten zien waar het verhaal rammelde. Het euvel was klassiek. Met een coach of de ‘beginredacteur’ waarvoor ik al tijden pleit, of gewoon een bekwame eindredacteur, had de scoop veel beter verteld kunnen worden.
Eric Smit, oprichter en hoofdredacteur van FTM, reageerde professioneel. Hoge bomen, veel wind, nietwaar? Uit gewoonte, denk ik, sputterde hij nog even tegen, om na afloop ter plekke een van de beste eindredacteuren van Nederland een baan aan te bieden.
Bij NRC verliep dit afhechten van mijn demontage, nou ja, wat stroever.